Toon meer colums

2019- Bij de maanden juli en augustus

DE GEMEENTE ALS…… GEZIN

In het Bijbelse beeld van de gemeente van Christus zien we drie verschillende relaties: de relatie ouder-kind, de relatie kind-ouder en de relatie tussen de kinderen onderling.

Hoe moeten we binnen de gemeente deze relaties zien? Allereerst: God wil onze Vader zijn. We lezen in 2 Kor. 6:18 ‘Dan zal ik jullie aannemen en jullie Vader zijn en jullie mijn zonen en dochters’. En in 1 Joh. 3:1: ‘wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn wij ook’ God is dus onze Vader! Het bijzondere van een christen is dat Hij God ook mag kennen als Vader. Joh. 1:12 zegt: ‘wie hem wel ontvingen en in zijn naam geloven heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden’. We kunnen natuurlijk een probleem met dit vaderbeeld hebben, omdat we een verwrongen en verkeerd beeld hebben van een vaderfiguur. Het prachtige beeld van God als vader wordt soms besmeurd door het beeld dat we hebben van een menselijke vader. Onze God laat zich in de bijbel kennen als een Zorgende Vader, een Troostende Vader, een Luisterende Vader en een Liefhebbende, trotse Vader: ‘Je bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol en ik houd zoveel van je…..’Jes. 43:4. God is ook een Helpende Vader:  ‘Ik zal je sterken, Ik zal je helpen, je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand’ Jes. 41:10. ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’ Heb.13:6. En God is een Vergevende Vader: ‘belijden we onze zonden, dan zal Hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven…’ 1 Joh. 1: 9. Het mooie aan het beeld van een vader/kind relatie is het zorgeloze, vrije en speelse van een kind in de wetenschap dat zijn vader voor hem zorgt, van hem houdt, naar hem luistert,  hem duidelijke grenzen en kaders geeft, ….God Zijn diepe verlangen is dat we Hem mogen omgaan als een Vader. Wij zijn dus kinderen van God. Willen we God ervaren als liefdevolle Vader dan moeten we Hem ook zo leren kennen en met Hem wandelen. Gods Geest wil ons hierbij helpen. ‘U hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om Hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’ De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.’ Rom. 8:15 Jezus is gekomen om ons leven en overvloed te geven. God verlangt ernaar dat we zullen leven als geliefde kinderen voor Zijn aangezicht.

Met elkaar omgaan als broers en zussen. De wereld waarin we leven heeft behoefte aan liefde, geborgenheid en acceptatie. Het is Gods verlangen dat we als gemeente een gezin zullen zijn, en dat de gemeente een plaats zal zijn waar we elkaar bemoedigen, versterken, aanvaarden, aanvuren…., dat de gemeente een plaats mag zijn waar we elkaar oprecht liefhebben. ‘Nu u gehoorzaam bent aan de waarheid, is uw hart gelouterd en kunt u oprecht van uw broeders en zusters houden; heb elkaar dan ook onvoorwaardelijk lief, met een zuiver hart.’  1 Petrus 1:22. Dit is wat God van ons verlangt, dit is wat God zoekt in deze tijd: mensen die liefhebben, niet zomaar goedkoop liefhebben zoals de wereld liefheeft, namelijk tijdelijk: wanneer het uitkomt, wanneer we er winst uit kunnen halen of omdat we in nood zijn, maar liefhebben zoals Jezus liefhad: onvoorwaardelijk. Het is niet altijd gemakkelijk om elkaar lief te hebben. Er zijn karaktereigenschappen die ons pijn doen, er is een bepaalde gewoonte die ons tegen de borst stoot. Heel vaak is het ook dat de zwakke punten die we in een ander zien, een weerspiegeling zijn van onze eigen moeiten en zwakheden. Het is onmogelijk om vanuit onszelf lief te hebben. Onvoorwaardelijke liefde die alleen maar op de ander gericht is kunnen we vanuit onszelf niet geven. We kunnen echter liefhebben omdat God ons eerst heeft liefgehad. Onvoorwaardelijke liefde kenden we niet, maar God Zelf heeft ons onvoorwaardelijke liefde getoond. 1 Johannes 4:9, 10-13. God heeft Zichzelf gegeven voor ons. God heeft echter nog meer gedaan: indien wij Zijn liefde aannemen, komt Gods liefde in ons wonen.

 Kind'ren van één Vader, reikt elkaar de hand!
Waar wij mogen wonen, in wat streek of land,
hoe wij mogen spreken, in wat tong of taal,
kind'ren van één Vader zijn wij allemaal.

J.M. Weststrate